CONTACTNLEN
foto Marlijn Mokveld

De bank als opsporingsinstantie, aanklager en rechter in één: een ongewenste ontwikkeling

Marlijn Mokveld

Banken blokkeren regelmatig bankrekeningen van organisaties die zij beschouwen als verspreiders van nepnieuws, meldde NRC.1 Bankrelaties worden beëindigd omdat acties van deze organisaties als 'schadelijk' worden bestempeld door banken. Eenzelfde tendens is zichtbaar bij personen en bedrijven die verdacht worden van strafbare feiten. Nog voordat er een rechter aan te pas is gekomen, komt het voor dat banken met een beroep op de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) een bankrelatie beëindigen.

Het opzeggen van een bankrelatie heeft vaak verstrekkende gevolgen. Niet meer kunnen bankieren en het opzeggen van kredietfaciliteiten maken dat deelname aan het economisch handelsverkeer enorm wordt gehinderd.

Het vergaande optreden van banken is te herleiden tot het verscherpte toezicht van DNB en AFM, maar ook vanwege de strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie. De effecten van de schikkingen van honderden miljoenen euro's en (aangekondigde) strafrechtelijke vervolging van feitelijk leidinggevenden bij ING en ABN Amro dreunen nog na in de bankensector. In dat licht is de angst binnen de bestuurskamers om niet te voldoen aan de Wwft verplichtingen en het oplopen van vermeende reputatieschade kennelijk zo groot dat het opzeggen van bankrelaties in de genoemde gevallen onderdeel uitmaakt van doorgeslagen risicobeheer.

Banken kunnen echter niet zomaar een bankrelatie opzeggen. Hoezeer een bank het ook oneens kan zijn met het gedachtegoed dat wordt uitgedragen door de betreffende partij, zolang zij wettelijk niet over de scheef gaan moet de bank met meer komen om de klantrelatie te kunnen beëindigen. Zeker in het geval er geen alternatieven beschikbaar zijn om elders te bankieren. De vrijheid van meningsuiting is immers een van de kernbeginselen van onze democratische rechtstaat.

Ook het beëindigen van de bancaire relatie met personen en bedrijven die worden verdacht van een strafbaar feit is vatbaar voor kritiek. Onder het mom van voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwft wordt afscheid genomen van de betreffende klant. De Wwft is daar echter niet voor bedoeld en bovendien leidt deze aanpak tot schijnveiligheid. Klanten zijn genoodzaakt om zich te wenden tot alternatieven die niet onder toezicht staan.2 Hiermee worden dergelijke partijen uit het oog verloren, hetgeen haaks staat op de huidige rol die (Nederlandse) banken wordt toegedicht; als poortwachter van het financiële systeem.

Vanuit dat oogpunt is het juist gewenst dat bedrijven en personen met een hoog risicoprofiel bankieren bij stabiele financiële instellingen; de betreffende klanten kunnen dan immers scherp worden gemonitord. In die situatie kan een bank zijn rol als poortwachter waarmaken in plaats van het probleem te verplaatsen naar instellingen waar dat toezicht ontbreekt.

Daarmee wordt ook voorkomen dat een ongewenst voorschot wordt genomen op de schuld van een verdachte door instanties die een dergelijke afweging niet goed kunnen en ook niet zouden moeten maken. Het is aan het Openbaar Ministerie om eventueel actie te ondernemen en aan een rechter om te oordelen of inderdaad verwijtbaar is gehandeld. Het is dus niet aan de bank om zowel opsporingsinstantie, aanklager en rechter in één te zijn.

  1. 'De complotdenker bankiert maar elders, zegt de bank', Andreas Kouwenhoven en Wilmer Heck, NRC 17 augustus 2021.
  2. Zie ook: https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/nieuws/vergunning-voor-financiële-instellingen-om-info-over-fraude-te-delen