CONTACTNLEN
foto Karin de Lange

grenzen aan het afpakken van crimineel vermogen

Karin de Lange

Het afpakken van crimineel vermogen, of anders gezegd, de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt ingezet bij strafzaken met een financieel gewin voor de veroordeelde. In geval sprake is van een veroordeling voor een strafbaar feit, kan het voordeel dat uit dat strafbare feit wordt genoten worden ontnomen. Daarnaast kan voordeel worden ontnomen dat is genoten door het plegen van andere strafbare feiten dan waarvoor de (rechts)persoon is veroordeeld. Daarvoor is vereist dat er voldoende aanwijzingen zijn dat (ook) deze andere strafbare feiten door de (rechts)persoon zijn gepleegd.

Het afpakken, het plukken van crimineel vermogen staat al jaren hoog op de agenda van het kabinet en het Openbaar Ministerie. Er wordt vol ingezet op het in kaart brengen, verstoren en uiteindelijk afpakken van crimineel vermogen en er is wetgeving in de maak die het uitwisselen van informatie1 en het afpakken van crimineel vermogen makkelijker moet maken2.

(Gelukkig) zijn er echter ook nog steeds grenzen aan het afpakken van crimineel vermogen. Naast de in elke zaak bestaande mogelijkheid om op te komen tegen een specifieke ontnemingsberekening, zijn er ook meer algemene regels en waarborgen die het afpakken van (vermeend) crimineel vermogen begrenzen. In twee recente uitspraken heeft de Hoge Raad zich over dergelijke regels en waarborgen uitgelaten. 

Uitgangspunt bij een ontnemingsmaatregel is dat alleen voordeel kan worden afgepakt dat daadwerkelijk door de veroordeelde is behaald.3  In een uitspraak van 25 mei jl. heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de situatie waarin het behaalde voordeel in het vermogen van een rechtspersoon is gevloeid. In geval vervolgens niet bij die rechtspersoon, maar van bij de rechtspersoon betrokken personen (zoals bijvoorbeeld de bestuurder) wordt getracht voordeel af te pakken, dient scherp te worden bezien welk voordeel de betreffende persoon daadwerkelijk heeft behaald. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval dient beoordeeld te worden in hoeverre het vermogen dat in de rechtspersoon is gevloeid, kan gelden als voordeel dat door de specifieke betrokkene is verkregen. Daarbij geldt dat de enkele omstandigheid dat iemand enig aandeelhouder en bestuurder van de betreffende rechtspersoon is, daartoe onvoldoende is, aldus de Hoge Raad.4  

Voorts heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de relatie tussen de uitspraak in de strafzaak (hoofdzaak) en de ontnemingszaak. Voor de toepassing van een ontnemingsmaatregel is (vooralsnog) vereist dat sprake is van een veroordeling voor een strafbaar feit. Slechts dan kan het voordeel dat uit dat strafbare feit of uit andere strafbare feiten is genoten, worden ontnomen. De rechter die over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet oordelen, is vervolgens gebonden aan het oordeel van de rechter in de strafzaak (de hoofdzaak). Zo staan de feiten die bewezen zijn verklaard in de ontnemingsprocedure vast en mogen feiten waarvan in de hoofdzaak is vrijgesproken, niet door de ontnemingsrechter worden betrokken bij de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit laat echter onverlet dat de rechter die op de ontnemingsvordering beslist zelfstandig dient te oordelen over alle verweren die in de ontnemingsprocedure gevoerd worden ten aanzien van de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Van belang daarbij is dat de rechter bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet is gebonden aan eventuele overwegingen van de rechter in de hoofdzaak over het mogelijk voor ontneming in aanmerking komende wederrechtelijk verkregen voordeel.  Als de rechter zich hier in de hoofdzaak, bijvoorbeeld in de strafmaat over uit laat - denk hierbij bijvoorbeeld aan een overweging als "er is met dit handelen EUR 100.000,- verdiend" - is de ontnemingsrechter hier niet aan gebonden. De ontnemingsrechter dient zelfstandig te beoordelen of en hoeveel voordeel er is genoten.  

Het afpakken van crimineel vermogen is een terrein dat volop in beweging is. De mogelijkheden om dergelijk vermogen af te pakken zijn al ruim en de plannen moeten het voor de autoriteiten nog makkelijker maken. Bovenstaande uitspraken illustreren dat bij een ontneming niet alleen kritisch dient te worden gekeken naar de cijfermatige berekening van het vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel, maar dat er ook te allen tijde op dient te worden toegezien dat de algemeen geldende regels en waarborgen in acht worden genomen. Om voldoende tegenwicht te bieden tegen het opmarcherende Openbaar Ministerie is goede rechtsbijstand daarbij essentieel.

  1. Wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (35.447).
  2. Aangekondigd concept wetsvoorstel over 'non conviction based confiscation'. Zie daarover: https://www.wlaws.com/Confiscatie_zonder_bewezen_schuld_Plukze_2_0_.blog.
  3. Zie onder meer Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3364.
  4. Hoge Raad 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:764 (en conclusie A-G Harteveld in die zaak, ECLI:NL:PHR:2021:320).
  5. Hoge Raad 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:789.