CONTACTNLEN

De toepassingsgrens van de 'OM-doorzoeking' in het nieuwe Wetboek van Strafvordering

Karin de Lange

Het wetgevingsprogramma Modernisering van het Wetboek van Strafvordering draait op volle toeren. Op 7 februari 2017 zijn de conceptwetsvoorstellen tot vaststelling van de eerste twee delen van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Sv) voor een eerste reactie vanuit het veld openbaar gemaakt. Deze delen zien op de algemene bepalingen en het opsporingsonderzoek naar strafbare feiten. 

De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) houdt al deze ontwikkelingen natuurlijk nauwlettend in de gaten en geeft waar nodig haar mening. De adviescommissie strafrecht van de NOvA heeft op 30 juni jl. haar visie gegeven op deze eerste conceptwetsvoorstellen.1 Een van de onderwerpen waar de NOvA in haar reactie aandacht aan besteed, is de verlaging van de ernst van het delict om de officier van justitie de bevoegdheid te geven eigenhandig een doorzoeking te verrichten om voorwerpen in beslag te nemen.

Ten opzichte van het huidige recht, biedt het conceptwetsvoorstel de officier van justitie namelijk een veel ruimere bevoegdheid om een plaats ter inbeslagneming te doorzoeken. Op dit moment mag de officier van justitie een plaats als uw huis (met toestemming) of kantoor doorzoeken voor elk strafbaar feit in geval van een heterdaadsituatie en indien sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (veelal misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer staat), zie art. 96c Sv. Nu voor veel economische delicten geen voorlopige hechtenis is toegelaten, mag een officier van justitie bij een verdenking van dergelijke feiten dan ook geen plaatsen doorzoeken. In de nieuwe plannen wordt de toepassingsgrens van deze bevoegdheid echter verlaagd naar een verdenking van misdrijven waarop twee jaren of meer gevangenisstraf staat (zie art. 2.7.2.2.6). In veel meer situaties dan nu het geval is, zal de officier van justitie dan zelf, zonder toestem-ming van de rechter-commissaris, kunnen bepalen om een plek te doorzoeken. Om maar een paar voorbeelden te noemen, een verdenking wegens verduistering of schuldwitwassen zal in de toekomst de mogelijkheid van een doorzoeking opleveren. De adviescommissie strafrecht maakt bezwaar tegen de verlaging van deze toepassingsgrens.

Zoals de adviescommissie terecht opmerkt, is een doorzoeking ter inbeslagneming een zeer ingrijpende opsporingsbevoegdheid, waarmee betrokkenen onverwacht kunnen worden geconfronteerd. De wetgever geeft dat op zich zelf ook toe. Een doorzoeking van bijvoorbeeld een bedrijfspand, heeft veelal tot gevolg dat de bedrijfsvoering van de desbetreffende onderneming wordt gefrustreerd en in sommige gevallen zelfs stilgelegd. Delen van de inventaris tot de (digitale) administratie kunnen door opsporingsambtenaren worden doorzocht en uiteindelijk worden meegenomen. Het is hierbij van belang voor ogen te houden dat een doorzoeking ook kan plaatsvinden bij een persoon of bedrijf dat zelf niet als verdachte is aangemerkt. Het is dan in eerste instantie vaak aan deze persoon of het bedrijf om een en ander weer snel terug te krijgen en de schade zoveel mogelijk te beperken.

Juist in die gevallen waarin sprake is van een verdenking van een bescheiden misdrijf dat 'slechts' met een gevangenisstraf van twee of drie jaren wordt bedreigd, is het de vraag of het doel dat met de bevoegdheid wordt gediend – opsporing van een mogelijk strafbaar feit – wel in redelijke verhouding staat tot de ruime doorzoekingsbevoegdheid die het conceptwetsvoorstel aan de officier van justitie toekent. De officier van justitie zal al snel denken van wel, terwijl er niemand is om hem te corrigeren.

Het is dan ook opvallend dat de keuze om de toepassingsgrens van een doorzoeking ter inbeslagneming aanzienlijk te verlagen in de concept Memorie van Toelichting niet nader wordt toegelicht. Juist bij een dergelijke uitbreiding van bevoegdheden lijkt een toelichting, die de noodzakelijkheid en overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit van de verlaging van de toepassingsgrens onderschrijft, geboden. De overheid mag straks veel sneller in uw (zakelijke) leven ingrijpen. Dat moet nauwlettend in de gaten worden gehouden. Laat dat maar aan uw advocaat over.