CONTACTNLEN
Carolien Janssen

Kritisch zijn op bewijslast van de inspecteur bij een vergrijpboete leidt tot kansen

Carolien Janssen

Voor iedereen bestaan er twee zekerheden in het leven. De eerste is dat het eindig is en het tweede is het betalen van belastingen. Om ervoor te zorgen dat dit laatste ook daadwerkelijk gebeurt kan de Belastingdienst onder meer boetes opleggen aan belastingplichtigen die hun verplichtingen niet nakomen. Voor de vergrijpboetes, de zwaarste boetes, moet er sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet of grove schuld. Dat wil zeggen dat een belastingplichtige willens en wetens een onjuiste aangifte heeft ingediend of te weinig belasting heeft betaald of dat hij verwijtbaar op grove wijze nalatig is geweest bij de nakoming van zijn fiscale verplichtingen.  

Dat de bewijslast van de bestanddelen van zo’n beboetbaar feit, waaronder (voorwaardelijk) opzet of grove schuld van de belastingplichtige, op de inspecteur rust was al lang bekend. Recent is er echter het nodige te doen geweest over de zwaarte van deze bewijslast voor de inspecteur. Omdat het opleggen van een fiscale boete wordt gezien als een 'criminal charge' in de zin van artikel 6 EVRM, geldt een zwaardere bewijslast dan het normale "aannemelijk maken". 

Uit oudere rechtspraak was al gebleken dat in geval van twijfel de belastingplichtige het voordeel van de twijfel moest worden gegund. Toch bleef lange tijd een echte heldere bewijsmaatstaf uit. Met zijn arrest van 8 april 20221 heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven voor de opzetboetes. De Hoge Raad heeft aangegeven dat het bewijs met betrekking tot opzet pas is geleverd als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. De Hoge Raad voegt daaraan toe dat deze maatstaf overeenstemt met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering "doen blijken", die inhoudt dat de voor het opzet van belang zijnde feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond. In het onlangs verschenen arrest van 13 januari 20232 maakte de Hoge Raad duidelijk dat deze zwaardere bewijslast ook geldt in geval van grove schuld. Daarmee staat nu buiten kijf dat voor alle vergrijpboetes deze zware bewijslast geldt.

Die bewijslast biedt in veel zaken volop kansen voor de belastingplichtige. Ook in de gevallen waarin de inspecteur het bedrag van de aanslag zelf wel kan bewijzen. Het is immers niet altijd even gemakkelijk om aan te tonen - laat staan overtuigend aan te tonen - dat bij de belastingplichtige op het moment van het doen van de aangifte sprake was opzet of grove schuld. Waar door de inspecteur eerst vaak werd volstaan met vermoedens van opzet of grove schuld, dient hij nu met feiten en omstandigheden te komen waaruit dit overtuigend blijkt. Op dit punt valt dan ook veel te winnen. 

In dit kader wordt het boetedossier van de inspecteur, waartoe de onderbouwende stukken van de boete behoren, nog belangrijker. In de bezwaarfase bestaat recht op inzage in dit boetedossier. Bij zo’n inzage is het cruciaal om kritisch te zijn of uit de stukken daadwerkelijk feiten en omstandigheden volgen waarmee overtuigend aantoonbaar is dat sprake is van opzet of grove schuld. Overigens is het aan te raden om reeds op het moment dat de boete wordt aangekondigd daarop kritisch te zijn en eventuele gebreken te adresseren in de reactiemogelijkheid die bij deze aankondiging wordt gegeven. Voorkomen is immers beter dan genezen. Heeft u over het voorgaande vragen of wenst u nadere informatie? Neem dan gerust contact met ons op.


  1. HR 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526.
  2. HR 13 januari 2023, ECLI:NL:HR 2023:26.