CONTACTNLEN

Opzettelijk niet nakomen van aangifteverplichting strafbaar gesteld

Marlijn Mokveld

Met ingang van 1 januari 2014 is een nieuwe fiscale strafbepaling in werking getreden.1  Artikel 69a Algemene wet inzake rijksbelasting (AWR) stelt het opzettelijk niet (geheel) of niet tijdig betalen van een aangiftebelasting (zoals omzetbelasting en loonbelasting) strafbaar. Met deze nieuwe strafbepaling wordt - volgens de wetgever - beoogd om carrouselfraudes effectiever aan te pakken.2   

De strafbedreiging is fors, te weten een maximale gevangenisstraf van zes jaren of een geldboete van maximaal ? 81.000,- of wanneer dit hoger is het bedrag van de te weinig, te laat of niet betaalde belasting. De wetgever rechtvaardigt deze hoge straf doordat het bij aangiftebelastingen gaat om gelden van een ander, die de belastingplichtige aan de Belastingdienst moet (door)betalen.3  Door het niet, niet tijdig, of niet volledig (door)betalen van de gelden verrijkt de belastingplichtige zichzelf ten nadele van de Belastingdienst en de ander. 

Daarnaast is een bijkomende sanctie in de wet opgenomen voor personen die in de uitoefening van hun beroep de betalingsverplichting opzettelijk niet nakomen.4

Gedacht moet worden aan bestuurders, directeuren, commissarissen, maar ook aan anderen zoals belastingadviseurs.5 Als bijkomende straf kunnen deze personen als straf opgelegd krijgen dat zij niet langer hun beroep mogen uitoefenen.6

De wet benoemt twee gevallen waarin geen sprake is van een strafbaar feit.7 Niet strafbaar is degene die de Belastingdienst8 tijdig heeft verzocht uitstel van betaling te verlenen9 of wanneer deze persoon de Belastingdienst onmiddellijk schriftelijk op de hoogte stelt wanneer de onderneming niet tot betaling in staat is.10 Probleem is dat heldere richtlijnen over wat een dergelijke melding moet inhouden ontbreken.11

Uiteraard zal een rechter bij de bepaling of sprake is van een strafbaar feit, zoals omschreven in artikel 69a AWR, ook rekening moeten houden met goedwillende ondernemers. Dit door te toetsen of voldaan is aan het vereiste opzet. Mocht u - onverhoopt - geconfronteerd worden met toepas-sing van art. 69a AWR, dan is het raadzaam om deze aspecten wanneer deze in uw voordeel zijn, (al dan niet via een advocaat) kenbaar te maken bij de rechter. 

  1. Wet van 18 december 2013, Stb. 567, tot wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit).
  2. MvT, Kamerstukken II 2013/14, 33 754, nr. 3, p. 1.
  3. MvT, Kamerstukken II 2013-2014, 33 754, nr. 3, p. 22-23.
  4. Art. 69a, lid 2 AWR.
  5. MvT, Kamerstukken II 2013-2014, 33 754, nr. 3, p. 22-23.
  6. Art. 31 Wetboek van Strafvordering bepaalt de duur van de ontzetting. 
  7. Art. 69, lid 3 AWR.
  8. Meer in het bijzonder de ontvanger.
  9. Art. 25 Invorderingswet 1990.
  10. Zie ook art. 36, lid 2 Invorderingswet 1990.
  11. Mogelijk moet aansluiting worden gezocht bij het ontwikkelde beleid ten aanzien van de meldingsregeling bestuurdersaansprakelijkheid artikel 36 LI 2008.