CONTACTNLEN

Pijlen gericht op de (belasting)adviseur

Marlijn Mokveld

De Belastingdienst en het Openbaar Ministerie werken samen aan de strafrechtelijke handhaving van de fiscale wetgeving. Tot 1 juli 2015 besloten de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie op basis van richtlijnen welke fiscale zaken in aanmerking kwamen voor een strafrechtelijke aanpak en welke voor een bestuursrechtelijke afdoening1.  Per 1 juli 2015 zijn deze richtlijnen vervangen door het Protocol AAFD2

De aanpassing van de bestaande richtlijnen is het (voorlopige) sluitstuk van een ontwikkeling van de laatste jaren met betrekking tot de wijze waarop het strafrecht in fiscale zaken wordt ingezet. Waar het strafrecht eerst gold als repressief sluitstuk van de handhavingsketen ('ultimum remedium'), is de inzet van het strafrecht thans meer gericht op het bereiken van een bepaald gewenst (maatschappelijk) effect. 

Dit streven naar maatschappelijk effect heeft tot gevolg dat het Protocol AAFD - nog meer dan haar voorganger uit 2011 - gericht is op de rol van de (belasting)adviseur, deskundige derde of douane-expediteur (hierna: adviseur) bij vermoedelijke fraude. Reden hiervoor is dat ingeval van fraude door of met medewerking van een adviseur het vertrouwen van de overheid wordt misbruikt.

Dit geldt in het bijzonder als in het kader van horizontaal toezicht door de Belastingdienst met adviseurs - op basis van wederzijds vertrouwen - afspraken zijn gemaakt en hen faciliteiten zijn toegekend, zoals het geven van zekerheid vooraf met betrekking tot bepaalde fiscale kwesties Tegen vermoedelijke schendingen van dat vertrouwen zal streng worden opgetreden.

Het lijkt er dan ook op dat adviseurs die te maken hebben met horizontaal toezicht bij vermoedelijke fraude sneller betrokken kunnen worden in het strafrecht. Betekent dat de jacht op adviseurs nu is geopend? Uit het Protocol volgt dat de Belastingdienst de vaststelling dat de adviseur vermoedelijk op de hoogte was van de fraude en daaraan actief dan wel passief zijn medewerking verleende, met aanwijzingen moet onderbouwen. Niet vereist is dat komt vast te staan dat sprake is van een verdachte. Het Protocol geeft echter geen verdere aanwijzingen of voorbeelden, al kan wel bedacht worden dat een adviseur nauwkeurig moet zijn en hij niet in een te blind vertrouwen afgaat op de gegevens van zijn cliënt en nalaat (bij twijfel) vragen te stellen.

Duidelijk is dan ook dat de rol van de adviseur nog meer dan voorheen onder de loep ligt. Adviseurs pas op!


  1. De zogenoemde Richtlijnen AAFD. Richtlijn Directeur-Generaal Belastingdienst van 24 juni 2011, nr. DGB2011/4014M, Stcrt. 2011, 11782.
  2. Protocol AAFD, nr. BLKB/2015/572M, Stcrt. 2015, 17271.