CONTACTNLEN
foto Suzanne Rijnierse

Procesafspraken in de rechtszaal?

Suzanne Rijnierse

Afgelopen zomer werd door het Openbaar Ministerie (OM) geëxperimenteerd met een nieuwe vorm van samenwerking met, of beter gezegd 'medewerking' van, een verdachte in het strafproces. In het strafrechtelijk onderzoek tegen twee verdachten van 'illegale valutahandel' werd door het OM in aanloop naar het onderzoek ter terechtzitting een raamwerkovereenkomst gesloten met de verdachten. Afgesproken werd dat het OM ter zitting de tenlastelegging zou wijzigen ('gewoontewitwassen' en 'deelneming aan een criminele organisatie' werden 'schuldwitwassen') en de strafeis zou matigen (in zoverre dat alleen de tijd die de verdachten in afwachting van het vonnis al hadden vastgezeten als onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zou worden opgelegd).1 In ruil daarvoor gaven de verdachten openheid van zaken en gingen zij akkoord met een afwikkeling van de financiële kant van de zaak met justitie en andere instanties.

De rechtbank in Zwolle ging niet mee in deze nieuwe benadering van het OM.2 De wijziging van de tenlastelegging werd toegestaan (mogelijkheden om dit niet te doen zijn overigens ook beperkt), maar de straf die de rechtbank oplegde overschreed de eis van het OM ruimschoots. De verdachten kregen een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 jaar en moesten dus toch terug naar de gevangenis.

De rechtbank kon dit doen. Zodra een zaak aan een rechter wordt voorgelegd is het immers de rechter die de straf bepaalt. Daarbij wordt de rechtbank in beginsel niet gebonden door een overeenkomst die is gesloten tussen het OM en verdachten. De gewijzigde tenlastelegging beperkte de rechtbank wel in de maximale straf die kon worden opgelegd, maar liet nog steeds voldoende ruimte voor een straf die aanzienlijk hoger was dan de eis. Binnen deze grens is de rechter bij het vaststellen van de straf zo goed als vrij, zij het dat voor straffen boven de eis een aangescherpte motiveringsplicht geldt. De rechtbank benadrukte in de motivering dat de strafeis "op geen enkele wijze recht doet aan de aard en de ernst van de feiten [lees daarin ook: het niet ten laste gelegde gewoontewitwassen]" en stelde dat de overeenkomst tussen het OM en de verdachten op gespannen voet staat met de redenen om te straffen, met name met de signaalfunctie van de straf tegenover de maatschappij. 

De nieuwe aanpak van het OM past in het rijtje van ontwikkelingen waarmee wordt beoogd omvangrijke strafonderzoeken met 'medewerking' van de verdachte op efficiënte wijze af te ronden. Eerder dit jaar uitte het OM al de wens om in fraude- en corruptiezaken vaker gebruik te maken van interne onderzoeken die zijn uitgevoerd door advocaten van de verdachte (rechtspersoon). Deze wens lijkt aan te sluiten bij de proactieve rol die de wetgever de verdediging in het vooronderzoek toebedeelt in het concept van het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering.3 Ook tegen het maken van afspraken met verdachten ter bespoediging van het proces, inclusief vormen van 'plea bargaining', lijkt de wetgever niet negatief te staan. Daarbij is volgens Minister Grapperhaus wel van belang dat in deze gevallen schuld wordt erkend en benadrukt hij dat niet elke soort strafzaak zich voor dergelijke afspraken leent.4 Dat in ieder geval de Zwolse rechtbank niet staat te springen om het verlenen van 'medewerking' aan de nieuwe benadering van het OM, moge op basis van het zojuist besproken vonnis duidelijk zijn. Toch lijkt het OM niet meteen uit het veld te zijn geslagen. In een reactie op het vonnis gaf het OM aan dat justitie het fenomeen procesafspraken "aan het verkennen is". Naar verwachting zullen de gemaakte afspraken ook in hoger beroep aan het gerechtshof worden voorgelegd.5 Wij houden de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten. 


  1. NB: daarnaast werd de strafrechtelijke vervolging van een medeverdachte beëindigd. 
  2. Rb. Overijssel 4 september 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:3103 en Rb. Overijssel 4 september 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:3124.
  3. Zie het WODC-onderzoek 'Mind the Gap' voor een kritische bespreking van de contradictoire insteek van het vooronderzoek zoals die in het concept van Boek 1 Wetboek van Strafvordering is neergelegd. 
  4. Zie de NOS op 22 februari 2019, 'Grapperhaus positief over idee voor deals met bekennende verdachten'.
  5. Zie de NRC op 4 september 2019, 'Rechtbank zet streep door deal witwasbroers met OM'.